Kopie van Algemeen
Dit is de faq pagina van Lob van Gennep.
Binnen het project Lob van Gennep worden de dijken hoger en sterker gemaakt om te voldoen aan de wettelijke waterveiligheidsnorm, rekening houdend met de toename van extreme waterstanden in de Maas als gevolg van klimaatverandering. Het gebied achter de dijken wordt veiliger dan nu het geval is.
Als er in Limburg in de Maas extreme hoogwaterstanden optreden, hoger dan waar rivierdijken volgens de waterveiligheidsnorm op berekend zijn, overstromen de gebieden achter deze dijken. Dat geldt voor alle dijken in Nederland en dus ook in Limburg en voor het project Lob van Gennep. Op het moment dat het gebied onverhoopt overstroomt, vindt tijdelijk berging van water plaats achter de dijken. Doordat een deel van het water in het gebied komt te staan, voert de Maas op dat moment minder water af, waardoor de hoogwaterstanden stroomafwaarts minder zullen stijgen.
Het is niet zo dat het gebied Lob van Gennep in het bestemmingsplan of in andere ruimtelijke plannen is aangewezen als waterberging of de functie van waterberging heeft. Ook worden binnen het project zelf geen specifieke maatregelen genomen om water te bergen. Wel heeft het agrarisch gebied de dubbelbestemming waterbergend rivierbed. Deze bestemming en individuele vergunningplicht vervallen in de toekomst, na het vervallen van de status van waterbergend rivierbed. Vanaf dan gaat gewerkt worden met een begrensde gebiedsontwikkelruimte (zie hierna).
De binnendijkse gebieden achter de dijken in de Limburgse Maasvallei hebben op dit moment als enige in Nederland de status van rivierbed. Dit is het gevolg van de Beleidsregels grote Rivieren en werkt door in de bestemmingsplannen. De minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft in juni 2020 besloten dat deze status wordt opgeheven zodra de schop in de grond gaat om de dijken te versterken volgens de wettelijke waterveiligheidsnorm. Dat geldt ook voor de dijken binnen het project Lob van Gennep.
In de praktijk betekent dit dat er geen vergunning meer nodig is van het Rijk voor het bouwen of verbouwen van nieuwe woningen of bedrijven. Daarnaast maakt iedereen gelijke aanspraak op schadevergoeding na een overstroming, ook bij (ver)bouwingen na april 1996. Voor het gebied gaat met het vervallen van de status van rivierbed wel een aanwijzing voor begrensde gebiedsontwikkelruimte gelden. Dit betekent dat er meer ruimte voor bouw en verbouw is, maar dat door het Rijk grenzen worden gesteld aan de mate waarin het gebied kan uitbreiden. (Er mogen bijv. niet meer dan 1750 woningen toegevoegd worden.)
De dijken voldoen nu niet aan de wettelijke waterveiligheidsnorm en worden verhoogd en versterkt. In de praktijk geldt dat de dijken kunnen overstromen wanneer hoogwater optreedt dat extremer is dan waar de dijken volgens de norm op berekend zijn. Op het moment dat een dijk overstroomt, vindt tijdelijke berging plaats van water plaats in het gebied. Als de Lob van Gennep in de huidige situatie overstroomt, heeft dat een waterstandsverlagend effect stroomafwaarts.
Dit gebeurt echter tijdens afvoeren waar de hoogtes van dijken stroomafwaarts tegen bestand zijn. Het gebied Lob van Gennep overstroomt voor die stroomafwaarts gelegen dijken als het ware te vroeg. Door de dijken in de Lob van Gennep hoger en sterker te maken, volgens de huidige norm, blijft het gebied langer beschermd ten opzichte van de huidige situatie. Hierdoor blijft het gebied langer (tot extremere hoogwaters) droog. En wordt bij een uiteindelijke overstroming de waterbergende werking van het gebied pas bij extreem hoge afvoeren van de Maas benut.
De waterstandsverlaging die dit tot gevolg heeft, is van invloed op de benodigde hoogte van stroomafwaarts gelegen dijken. Hierdoor hoeven deze dijken minder verhoogd te worden. Het verbeteren van de waterbergende werking gaat op deze manier samen met het verbeteren van de hoogwaterveiligheid van de Lob van Gennep.
Door de hoogwaterbescherming te verbeteren kan tegelijkertijd de waterbergende werking verbeterd worden. Door het gebied beter te beschermen tegen hoogwater dan in de huidige situatie het geval is, speelt het gebied een rol bij het tijdelijk ‘bergen’ van een extreem hoogwater. Dat hoogwater is extremer dan waar de dijken volgens de norm op berekend zijn.
Om deze twee doelstellingen te behalen moeten de dijken enerzijds verhoogd en versterkt worden (conform de wettelijke waterveiligheidsnorm), zodat ze hogere waterstanden kunnen keren. Hiermee wordt voldaan aan het doel ‘verbeteren hoogwaterbescherming’. Doordat het water langer buiten het gebied wordt gehouden, treedt een overstroming pas op bij de extreme hoogwatersituaties die relevant zijn voor het bewerkstelligen van een waterstandsverlaging stroomafwaarts. Zo wordt voldaan aan het doel ‘verbeteren waterbergende werking’.